Afstanden van de wandeling zijn: 4-5-7-9-12-14-19-22 km.
Behalve de 5 km hebben alle afstanden een rustpost.

Kanne ligt aan het riviertje de Jeker in het dal tussen het Plateau van Caestert (de Sint-Pietersberg) en de Muizenberg.

Het dorp wordt sinds de jaren 1930 in tweeën gedeeld door het Albertkanaal. De taalgrens en de grens tussen de twee landsdelen loopt hier dwars over enkele percelen. Nabijgelegen kernen zijn verder Vroenhoven, Eben-Emael en Zichen-Zussen-Bolder.
Kanne, het mergeldorpje, is slechts een zakdoek groot. ‘De parel van de Jekervallei’ noemen de grenstoeristen het. Kanne ziet er wit uit, en dat heeft alles te maken met de witte mergelsteen waaruit men huizen optrok. Het is bijna zo wit als het witste der witte dorpen, het vlakbij gelegen Thorn.
De krijt- of mergellagen die in dit deel van Haspengouw nog altijd gretig ontgonnen worden, denk aan de cementindustrie, stammen uit het Krijttijdperk, 125 tot 60 miljoen jaar geleden. De ontginning werd door de Romeinen ingezet, allerlei Romeinse bouwwerken werden uit mergelsteen opgetrokken. Later werden met de witgele mergelsteen kerken, huizen en kastelen gebouwd, ook in Kanne.

Kanne heeft 1200 inwoners waarvan er vele de Nederlandse nationaliteit hebben. Het is immers een grensdorp. De inwoners spreken een grappig dialect dat voor buitenstaanders in het begin totaal onbegrijpelijk is.
Enkele voorbeelden:
als iemand tegen je zegt:
“Lèt op! D’n rijstartele zitte los. De geis valle.”
wil hij je waarschuwen dat je veters los zitten, en dat je gaat vallen.
Als je dorst nog niet gelest is, zeg je tegen de ober:
“Sjod miech nog eint in”, en dan doet hij/zij je glasnog eens vol.
En als iemand naar je gezicht wijst en het over een WAFFELLEPKE heeft, zet je maar best je mondmasker op.

En dat de Kannenaars een leutig volkje zijn, heeft de politie wel bewezen: zopas werd in de mergelgrotten nog een illegaal cafeetje ontdekt, compleet met tooghangers en al.